De overgang van de basisschool naar de middelbare school ging bij Maaike gepaard met angstgevoelens. Ze voelt zich niet thuis op haar nieuwe school en gaat liever niet. Ze heeft nog geen vriendinnen gemaakt en voelt zich vooral in de pauzes alleen. Maaike weet zeker dat haar klasgenoten haar stom vinden. Er zijn twee meisjes in haar klas waar ze wel vriendinnen mee zou willen worden, maar ze durft niet op hen af te stappen omdat ze bang is dat de meisjes haar niet aardig zullen vinden. Ook is ze bang om in de klas een beurt te krijgen, ze denkt dat ze dan zal struikelen over haar woorden en dat iedereen haar uit zal lachen.

De sociale angststoornis is een van de meest voorkomende angststoornissen bij kinderen en jongeren. Per jaar lijdt ongeveer 4% van de jongeren tussen dertien en zeventien jaar eraan. Bij meisjes komt de stoornis wat vaker voor dan bij jongens. Een sociale angststoornis kan het dagelijks leven sterk verstoren. Maar hoe herken je het eigenlijk? Hoe ontstaat het? En wat kun je ertegen doen?

Wat is het?

Sombere gevoelens, angst en verlegenheid komen tijdens de adolescentie vaak voor. Daar is ook helemaal niets mis mee. Zij horen bij de puberteit, bij de overgang van kindertijd naar volwassenheid. In de puberteit vindt een belangrijk deel van de persoonlijkheidsvorming plaats. Dat brengt onzekerheid met zich mee. Daarnaast kunnen lichamelijke veranderingen een jongere erg onzeker maken. Pas als verdrietige gevoelens en angsten niet vanzelf overgaan en een grote rol gaan spelen in het dagelijks leven, is er sprake van een probleem. Wat angst om nieuwe vrienden te maken bij de overgang van basisschool naar middelbare school is normaal, maar wanneer die angst weken aan blijft houden en de jongere daardoor niet meer aan sociale activiteiten meedoet, wordt het problematisch.

Jongeren met een sociale angststoornis hebben een aanhoudende angst om tekort te schieten in sociale situaties, vooral als er een prestatie wordt verwacht. De jongere kan bijvoorbeeld bang zijn om iets stoms te zeggen, of zich onhandig te gedragen. Ook kan er vrees zijn voor het vertonen van angstverschijnselen zoals blozen, trillen, verlegenheid, of zweten. Deze angst uit zich in verschillende sociale situaties; tijdens feestjes, pauzes op school, of tijdens een spreekbeurt in de klas. De angst die dan optreedt kan zo hevig zijn, dat het de vorm van een paniekaanval aanneemt. Dit kan er vervolgens weer voor zorgen dat de jongere sociale situaties zoveel mogelijk gaat vermijden, of met intense angst doorstaat.

Een sociale angststoornis kan ook andere negatieve gevolgen met zich meebrengen. Slaapproblemen zijn een veelvoorkomend probleem, net als depressieve gevoelens. Daarnaast komt overmatig alcoholgebruik in sociale situaties – bijvoorbeeld tijdens het uitgaan – om angsten te onderdrukken regelmatig voor.

Hoe ontstaat het?

Een sociale angststoornis ontstaat niet zomaar. Verschillende factoren kunnen een rol spelen. Bepaalde persoonlijkheidskenmerken kunnen jongeren bijvoorbeeld kwetsbaar maken. Als een kind al
op jonge leeftijd opvallend veel geremd gedrag vertoont, dan verhoogt dat het risico op een sociale angststoornis tijdens de adolescentie. Maar ook erfelijke aanleg kan een rol spelen. Kinderen van wie de ouders een sociale angststoornis hebben, hebben zelf ook een grotere kans op het ontwikkelen van een sociale angststoornis. Daarnaast lijkt ook het opvoedingsgedrag van de ouders van belang. Onbewust en ongewild kunnen ouders zelf het voorbeeld geven voor angstig gedrag of angstig gedrag belonen. Ook overmatig beschermende of overheersende opvoedstijlen kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van een angststoornis bij kinderen met een kwetsbaar temperament. Ouders van kinderen die toch al wat angstig aangelegd zijn kunnen geneigd zijn erg beschermend te zijn naar het kind toe, om daarmee zoveel mogelijk de angstgevoelens te voorkomen. Het gevolg daarvan kan juist zijn dat het kind gaat geloven dat de wereld een gevaarlijke plek is waarvoor zij beschermend moeten worden. De angst kan daardoor juist versterkt worden. Ook traumatische ervaringen, zoals gepest worden, kunnen een rol spelen bij het ontstaan van (sociale) angstproblemen.

Wat kun je ertegen doen?

Welke aanpak geschikt is om de sociale angstproblemen aan te pakken, zal per jongere verschillen. Dit zal bijvoorbeeld afhangen van de aard en ernst van de klachten en de leeftijd van de jongere. Over het algemeen wordt aangeraden om zowel de jongere zelf als de omgeving (ouders, broertjes en zusjes, school) bij de behandeling te betrekken.

Behandeling van de jongere

Een aanpak die goed werkt bij jongeren met een sociale angststoornis is de cognitieve gedragstherapie. Een centraal uitgangspunt binnen de cognitieve gedragstherapie is dat gedachten, gevoelens en gedrag samenhangen en elkaar beïnvloeden.

In de genoemde casus is Maaike ervan overtuigd dat haar klasgenoten haar stom zullen vinden en haar uit zullen lachen. Deze gedachte veroorzaakt een naar gevoel en zorgt ervoor dat ze niet op haar klasgenootjes durft af te stappen en niets durft te zeggen tijdens de les.

In cognitieve gedragstherapie leren jongeren om negatieve gedachten te herkennen, te onderzoeken, uit te dagen en om te zetten in helpende gedachten.

In de therapie gaat Maaike haar gedachte uitdagen. Dit doet ze onder andere door bewijzen voor en tegen de gedachte te zoeken. Een bewijs voor de gedachte “mijn klasgenoten vinden mij stom” is bijvoorbeeld dat haar klasgenoten haar nooit vragen om bij hen te komen staan in de pauze. Een bewijs tegen de gedachte “mijn klasgenoten vinden mij stom” is dat er wel een aantal klasgenoten zijn die haar gedag zeggen. Een ander bewijs tegen deze gedachte is dat haar klasgenoten nog nooit hebben gezegd dat ze haar stom vonden, dit is maar een aanname. Er kan ook een andere reden zijn dat ze haar niet vragen om bij hen te komen staan; bijvoorbeeld omdat ze denken dat Maaike dit zelf niet wil. Door middel van deze oefening leert Maaike haar gedachten kritisch te onderzoeken en te vervangen door meer realistische gedachten: ik weet niet precies wat mijn klasgenoten van mij vinden, het feit dat ze me gedag zeggen laat in ieder geval zien dat ze me niet heel stom vinden.

Vermijden is een groot probleem bij de sociale angststoornis. Om de angst te voorkomen, zorgt de jongere ervoor dat de angst niet kàn optreden en gaat bijvoorbeeld niet naar feestjes, of zegt niets in de klas. In cognitieve gedragstherapie leert de jongere om zich geleidelijk aan bloot te stellen aan dat waar hij/zij bang voor is. Tegelijkertijd leert de jongere vaardigheden aan om angstsymptomen beter te kunnen beheersen in verschillende sociale situaties.

De therapeut moedigt Maaike aan om eens te kijken wat er gebeurt als ze aan een klasgenootje vraagt wat deze in het weekend heeft gedaan. Ze oefenen in de therapie wat Maaike kan zeggen.

Rol van de ouders

Ouders kunnen een belangrijke rol spelen bij het terugdringen van angstproblemen. Zij worden daarom vaak bij de therapie betrokken, of krijgen zelf training in het ondersteunen van hun kind. Enkele tips die ouders vaak meekrijgen zijn:

  1. Blijf positief. Ook als het even wat minder gaat en de jongere meer angstig gedrag vertoont. Het is vooral belangrijk te kijken naar de dingen die wel goed gaan. Spreek trots uit wanneer de jongere dingen doet die hij/zij moeilijk vindt.
  2. Spreek vertrouwen uit. Als ouders laten zien dat zij ervan overtuigd zijn dat de jongere in staat is om zichzelf door beangstigende situaties heen te werken, dan verhoogt dit het zelfvertrouwen.
  3. Stimuleer en beloon moedig gedrag. Stimuleer de jongere om sociale situaties niet uit de weg te gaan. Bedenk beloningen voor moedig gedrag.
  4. Bespreek de angsten met de jongere, denk mee over oplossingen. Ga er samen voor zitten en bespreek waar de jongere mee zit. Probeer samen oplossingen te bedenken voor lastige situaties, of denk mee over manieren waarop de jongere het beste met de angst om kan gaan.
  5. Wees een goed voorbeeld. Kinderen en jongeren imiteren vaak gedrag van hun ouders. Wanneer ouders zelf kalm en oplossingsgericht omgaan met beangstigende situaties, dan heeft dit een positieve invloed op de jongere.

De ouders van Maaike krijgen tips in het omgaan met de sociale angst van hun dochter. Zij leren dat het belangrijk is dat hun dochter zelf dingen onderneemt en dat het averechts werkt om te beschermend te zijn. Maaike ’s moeder vraagt Maaike elke dag na schooltijd hoe het die dag is gegaan en bespreekt met haar dochter wat goed en minder goed ging. Daarnaast stimuleert ze Maaike om met haar klasgenootjes te praten en sociale activiteiten te ondernemen. Voor de dingen die Maaike erg moeilijk vindt, zoals een spreekbeurt houden, stellen ze een beloning vast (zoals een dagje winkelen).

Rol van de school

Een sociale angststoornis heeft vaak ook een negatieve invloed op het functioneren op school. Het is daarom belangrijk de school bij de behandeling te betrekken. Betrokken leerkrachten zullen geïnformeerd moeten worden over de angstproblemen en eventueel over strategieën om met de angst om te gaan. Voor een groot deel zullen hierbij dezelfde uitgangspunten worden gehanteerd als bij de ouders. De mentor kan een belangrijke rol spelen als vertrouwenspersoon op school.

Stap voor stap leert Maaike om beter met haar angsten om te gaan, ze wordt hierbij ondersteund door haar ouders en haar mentor. Inmiddels heeft ze wat betere contacten gelegd in de klas en is er één klasgenootje waarmee ze goed op kan schieten en regelmatig afspreekt. Maaike blijft het lastig vinden om voor de klas te spreken, maar ze heeft wel geleerd om haar angstgevoelens beter onder controle te houden.

Door: Karen van Rooijen